Foutcontrole
Computers en randapparatuur werken over het algemeen met bytes, series van 8 bits. Als achtste bit van de ASCII code wordt traditioneel een pariteitsbit toegevoegd. Het doel van deze extra bit is om foutcontrole mogelijk te maken.
Als voorbeeld bekijken we de letter “E” = 69 = 1000101.
Bij geen pariteit wordt standaard een “0” toegevoegd aan de ASCII code, zodat de “E” wordt gecodeerd als 10001010.
Bij oneven pariteit wordt gekeken naar het aantal enen in de code. Is dit aantal oneven, dan wordt een “0” toegevoegd om het aantal enen oneven te houden en is het aantal even, dan wordt een “1” toegevoegd om het aantal enen oneven te maken. De letter “E” wordt bij oneven pariteit dus gecodeerd als 10001010.
Bij even pariteit wordt gekeken naar het aantal enen in de code. Is dit aantal even, dan wordt een “0” toegevoegd om het aantal enen even te houden en is het aantal oneven, dan wordt een “1” toegevoegd om het aantal enen even te maken. De letter “E” wordt bij even pariteit dus gecodeerd als 10001011.
Wanneer bij even pariteit toch een byte wordt ontvangen met een oneven aantal enen, dan weet de ontvangende partij dat er een fout is opgetreden.
Om aan te geven dat een boodschap goed is ontvangen kan door de ontvangende partij gebruik gemaakt worden van de code:
06 = 0000110 = ACK (ACKnowledge = bevestig)
en om aan te geven dat een boodschap niet goed is ontvangen kan gebruik gemaakt worden van de code:
21 = 0010101 = NAK (Negative AcKnowledge = ontkenning)
Bij communicatie tussen computers dient altijd bekend te zijn op welke manier de gegevens (data) uitgewisseld worden. Zo een afspraak heet ook wel een protocol.
Last updated
Was this helpful?